Bij een eerste blik lijken een Perzische kat en een mopshond weinig gemeen te hebben. De een is een katachtige, de ander een hond – gescheiden door zo’n 50 miljoen jaar evolutie. Toch blijkt uit recent onderzoek dat sommige katten- en hondenrassen opvallend veel op elkaar lijken, vooral als je naar de vorm van hun schedel kijkt.
Wetenschappers onder leiding van evolutiebioloog Abby Grace Drake analyseerden maar liefst 1.810 schedels van zowel gedomesticeerde katten en honden als hun wilde verwanten. En wat bleek? Ondanks hun verre verwantschap vertonen veel rassen opvallende gelijkenissen in de vorm van hun kop, vooral als het gaat om platgedrukte snuiten zoals bij de mopshond en de Perzische kat.
Convergeren door de mens
In de evolutie is het normaal dat soorten zich van elkaar verwijderen – dat heet divergentie. Twee verwante soorten ontwikkelen zich in verschillende richtingen naarmate ze zich aanpassen aan hun eigen leefomgeving. Maar soms gebeurt juist het tegenovergestelde: door gelijksoortige invloeden ontwikkelen ongerelateerde soorten toch gelijkaardige eigenschappen. Dat heet convergentie.
En precies dat is wat bij katten en honden aan de hand is. Door onze voorkeuren – bewust én onbewust – zijn verschillende diersoorten in de richting van vergelijkbare uiterlijke kenmerken geëvolueerd. Selectief fokken heeft dieren gevormd naar ons beeld, met als resultaat: katten en honden die steeds meer op elkaar gaan lijken.
Een gevaarlijke voorkeur
In hun onderzoek gebruikten de wetenschappers 3D-scans van schedels uit musea, diergeneeskundefaculteiten en digitale archieven. Ze bekeken uiteenlopende kattenrassen zoals de Siamees, Maine Coon en de Perzische kat, evenals meer dan 100 hondenrassen – van kortsnuitige pugs tot langsnuitige collies.
Wat opviel, is dat juist de huisdieren een veel bredere variatie in schedelvorm laten zien dan hun wilde verwanten. Wilde honden (zoals wolven, vossen en jakhalzen) hebben vrijwel allemaal een lange schedel, terwijl wilde katten zoals tijgers, leeuwen en jaguars meer natuurlijke variatie vertonen. Maar de extremen die we nu bij raskatten en -honden zien, zijn volledig door de mens gecreëerd.
Sommige katten worden tegenwoordig zelfs gefokt om op zogenoemde XL Bully-honden te lijken – een zorgwekkende ontwikkeling.
De babyfactor
Waarom vinden mensen platte snuiten zo aantrekkelijk? Dat heeft alles te maken met onze aangeboren reactie op ‘baby-achtige’ kenmerken: een rond hoofd, grote ogen, kleine neus. Die trekken maken bij mensen instinctief verzorgingsgedrag los – een evolutionaire aanpassing die onze overlevingskansen als hulpeloze zuigelingen verhoogt.
Katten en honden met zulke trekken spreken datzelfde oerinstinct aan. Het gevolg: we vinden ze schattig en willen ze verzorgen. Deze signalen worden ‘sociale releasers’ genoemd, en ook in de dierenwereld komen ze voor – denk aan meeuwskuikens die op een rood stipje op de snavel van hun ouder pikken om gevoerd te worden.
Maar wat evolutionair gezien handig is bij menselijke baby’s, pakt vaak slecht uit voor dieren die hiervoor gefokt zijn.
Gezondheid in gevaar
In 2024 sloeg het Britse Animal Welfare Committee alarm. Hun rapporten stellen dat het fokken op extreme uiterlijke kenmerken zoals een platte snuit bij katten en honden ernstige gezondheidsproblemen veroorzaakt. Denk aan ademhalingsmoeilijkheden, neurologische stoornissen en complicaties bij de geboorte.
De commissie pleit voor strengere regels in de fokkerij en roept op om dieren met erfelijke aandoeningen uit te sluiten van verdere voortplanting. Zonder ingrijpen zullen populaire rassen blijven lijden onder aandoeningen die volledig te voorkomen zijn.
De les
De mens heeft aangetoond hoe sterk onze voorkeuren de natuur kunnen beïnvloeden. In slechts enkele tientallen jaren hebben we miljoenen jaren aan evolutionaire verschillen overschreven. In onze drang naar schattigheid kiezen we soms voor dieren die daar fysiek onder lijden.
Deze studie herinnert ons eraan dat we een krachtige – en soms schadelijke – rol spelen in de evolutie van huisdieren. Laten we die verantwoordelijkheid serieus nemen.
Bron: The Conversation / Grace Carroll, Lecturer in Animal Behaviour and Welfare, Queen’s University Belfast.